Technisch hoogstandje van Britse en Belgische labs – Technical feat of British and Belgian labs Wednesday, July 7th, 2010
|
|
|
|
|
Een van de 6.000 Australische soldaten, die tijdens de Eerste Wereldoorlog vermist raakten aan het Westelijk Front, is terecht. Lab-onderzoek heeft uitgewezen dat de stoffelijke resten die in 2008 werden opgegraven bij Ploegsteert (België), hebben toebehoord aan soldaat Alan James Mather uit Inverell, New South Wales.
Mather, een 37-jarige landbouwer die als vrijwilliger diende bij het Australia and New Zealand Army Corps (ANZAC), sneuvelde op 8 juni 1917 als gevolg van granaatvuur, tijdens een offensief dat bekend is geworden als de mijnenslag bij Mesen.
De stoffelijke resten werden in augustus 2008 gevonden door leden van de Europese vereniging voor Eerste-Wereldoorlogarcheologie ‘No Man’s Land’. Aan de uitrustingsstukken was nog te zien dat het een Australische infanterist moest zijn geweest, maar zijn identificatieplaatje was te ver weggeroest om nog te kunnen lezen.
Aan de hand van het tandglazuur konden onderzoekers van de K.U.Leuven echter vaststellen in welk deel van Australië de soldaat moest zijn geboren. Dat gebeurde aan de hand van de verhouding tussen de isotopen strontium-86 en strontium-87. Strontium komt het lichaam binnen via de voeding en wordt via de bloedstroom naar de botten getransporteerd, waar het wordt ingebouwd in plaats van calcium. De isotopenverhouding komt daarbij overeen met die in de voeding, die weer afhankelijk is van de grond waar die voeding op is gegroeid. En aangezien al het tandbot in de eerste levensjaren wordt gevormd, is de 87Sr/86Sr signatuur van dat bot representatief voor de plek waar iemand in de wieg gelegen heeft.
In dit geval werd een isotopenverhouding gevonden die maar op een paar plekken in New South Wales voorkomt.
De archeologen wisten nog wat meer. Gezien de sector waar de resten werden gevonden, moest de soldaat tot het 33e bataljon hebben behoord. Dat had daar maar één keer aan een offensief meegedaan dus ook de sterfdatum was bekend.
Uit de hoeveelheid munitie en granaten die de soldaat bij zich had, werd afgeleid dat hij met de hoofd-aanvalsmacht moest zijn meegekomen. Dat verkleinde het zoekgebied tot de D-compagnie.
Toen was men er nog niet, want in die compagnie zaten meerdere vrijwilligers uit dezelfde streek. Uiteindelijk liet het Australische leger DNA-monsters laten nemen van nabestaanden van alle militairen uit die groep die bij Mesen waren gesneuveld. Het DNA van een inmiddels 97 jaar oude nicht van Mather leverde uiteindelijk een ‘match’ op.
Op 22 juli zal hij met militaire eer worden herbegraven op Prowse Point Cemetery, een militair kerkhof in de buurt van Ploegsteert.
Translation:-
One of the 6,000 Australian soldiers who had gone missing during the First World War on the Western Front. Lab research has shown that the remains were excavated in 2008 by Ploegsteert (Belgium), belonged to a soldier Alan James Mather from Inverell, New South Wales.
Mather, a 37-year-old farmer who served as a volunteer in Australia and New Zealand Army Corps (ANZAC) died on June 8, 1917 due to shelling, during an offensive that has become known as the Battle of Messines
The remains were found in August 2008 by members of the European Group for First World Archaeology “No Man’s Land”. On the equipment had yet to see that an Australian infantryman had been, but his tag was too far away to rust yet to read.
Based on the tooth enamel, researchers of the University of Leuven however determined in what part of the Australian soldier had been born. This happened on the basis of the ratio of the isotopes strontium-86 and strontium-87. Strontium enters the body through food and through the bloodstream to the bones transported, where it is incorporated in place of calcium. The isotope ratio is thereby similar to those in the diet, which in turn depends on the soil where the food is grown on. And since all tandbot in the first years of life is formed, the 87Sr/86Sr signature of bone that represent the place where someone in the cradle lay.
In this case, an isotope ratio found only in a few places in New South Wales occurs.
The archaeologists knew little more. Given the sector where the remains were found, the soldier must have belonged to the 33rd Battalion. That there had once participated in an offensive so the death date was known.
The quantity of ammunition and grenades that the soldiers with him, that he was distracted with the main assault force had to come along. That narrowed the search area to the D-Company.
Then, it was not, because in that company were several volunteers from the same region. Eventually left the Australian army to take DNA samples from families of all soldiers who were killed group of Messines. The DNA of a now 97 years old niece Mather eventually yielded a ‘match’.
On July 22 he will be reburied with military honours at Prowse Point Cemetery, a military cemetery near Ploegsteert.
Article from:
c2wlabnews.nl
|
|
|
|
|
|
Filed under: Archaeology by
PlugStreetTeam
No Comments »
|
|